De halfork Turuk wordt wakker. Versuft, gewond en met geheugenverlies. Hij dwaalt door de straten van een verlaten stad, of bijna verlaten want een boogschutter lijkt hem naar het leven te staan. En er zijn schepsels die hij per toeval tegenkomt in het duister van een gebouw. Schepsels die hem willen verscheuren maar die het daglicht vrezen. Wie zijn ze? Waarom willen ze hem doden? Wat is er gebeurd in de stad? En wat doet hij hier? Hij wil die vervloekte stad ontvluchten. Wanneer hij naar het hoogste punt klimt, ziet hij pas dat hij op een eiland zit. Geen schip in de haven, geen draak aan de horizon ... Toch kan hij niet blijven dralen, de nacht komt en brengt de dood met zich mee ...
Aantal | Prijs |
---|