Karolus Magnus, die we vandaag kennen als Karel de Grote, is de oudste zoon van de eerste koning van de Karolingische dynastie: Pepijn de Korte. Om zijn koninkrijk uit te breiden, moet hij de strijd aanbinden met zijn buurlanden. Zo groeit hij stilaan uit tot Keizer van het Westen, naar het voorbeeld van de keizers van het antieke Rome. Hij neemt het daarbij op tegen andere volkeren, prinsdommen en rijken. In dit eerste deel stelt Soleiman, de gouverneur van Zaragoza, aan Karolus voor om de Pyreneeën over te trekken en zijn grens naar de andere kant van de bergketen te verleggen. Artza d’Ossau, de Wasconische gijzelaar, wordt als pion ingezet om de Wasconiërs aan de kant van Karel de Grote te scharen. Wat volgt is een episode in de geschiedenis die leidt tot de noodlottige slag bij Roncevaux, maar daar zijn we nog lang niet!
Aantal | Prijs |
---|